OLV van Altijddurende Bijstand

OLV van Altijddurende Bijstand

OLV van Altijddurende Bijstand

OLV van Altijddurende Bijstand

Het begin

Het dorp Didam wordt al in 828 genoemd in een oorkonde van ene Geroward en zo rond 1200 is er sprake van een zelfstandige parochie. Over de tussenliggende eeuwen is weinig bekend. Vanuit Emmerick werd het christendom in Didam al vroeg gepredikt. Tot ver in de Middeleeuwen bleven de kerkelijke gemeenten ondergeschikt aan het Emmerickse dekenaat.

Tufsteen

Bij opgravingen in 1957 is ontdekt, dat op de plek van de huidige Mariakerk, 2 eerdere kerken hebben gestaan. Dit waren zaalkerken, optrokken uit tufsteen dat waarschijnlijk afkomstig was van Romeinse ruïnes. Met de bouw van de huidige kerk werd aan het einde van de 14de eeuw begonnen. In de tweede helft van de 15de eeuw werd het oude Romaanse schip van de kerk vervangen door het huidige driebeukige middenschip. Dit schip werd in 1493 gewijd, maar brandde uit in de tweede helft van de 16de eeuw. Veel geld voor een grondige restauratie was er niet, toch werd de restauratie in 1619 voltooid. De toren van de kerk werd gebouwd in de 15de eeuw. De huidige kerk is een zeer karakteristieke vertegenwoordiging van de Nederrijnse late gotiek, wat onder andere gezien kan worden aan de spitsbogen.

Welgesteld

Didam moet in de tijd voor de reformatie een parochie zijn geweest die er materieel niet slecht bij stond, zeker omdat er een nieuwe kerk werd gebouwd die de vorm en grootte kreeg van een pseudo- basiliek en een gotische toren met spits, die een stad geen oneer aan zou doen. Didam was in die tijd dan ook een volkrijke parochie, bestaande uit 5 afzonderlijke buurtschappen: Loil, Grefflinchem en Schadewyck, Waverlo en Tesmar, Holhuysen en het kerkdorp Kerkwick.

Naampastoor

Dat de parochie enig aanzien had, blijkt ook uit het feit dat er vaak een pastor-non-curatus was. Dit was een naampastoor die de bediening en zielzorg overliet aan een andere priester, de zogenaamde onderpastoor, die voor een bepaald percentage het werk deed. Een dergelijke verhouding vinden we in die tijd alleen in grote parochies.

In 1572 komt na ruim 75 jaar een einde aan de naam- en onderpastoors, door de benoeming van de jonge priester Frans van Groenen uit ’s Heerenberg. Uit verschillende bronnen kunnen we opmaken dat Frans van Groenen heeft behoord tot de plichtgetrouwe pastoors in de Kerk vlak voor de Reformatie. Aan hem mag mogelijk worden toegeschreven dat de bevolking van Didam zo weinig vatbaar bleek voor de Reformatie, die eind 16de eeuw werd ingevoerd.

Reformatie

Met de Reformatie staan we aan het einde van een periode in de kerkgeschiedenis en aan het begin van een nieuwe. Pastoor Buddingh is de laatste vertegenwoordiger van de vóór Reformatorische kerk.

80-jarige oorlog

Tijdens de 80-jarige oorlog, en dan met name de jaren 1579-1585, heeft ook Didam ontzettend geleden. De plattelandsbevolking ontvluchtte het dorp. De kerk werd in deze jaren gebruikt als legerplaats voor de troepen, maar bood ook onderdak aan paarden en een militair hospitaal.

Van een kerkelijk leven over deze periode is niet veel bekend, en vanwege zijn trouw aan de koning van Spanje, zal pastoor Cornelis Buddingh zijn uitgeweken.

Gereformeerd bedehuis

In het plakkaat (verbodsbepaling) van 1596 werd al het katholieke openbare leven verboden en werd de eerste hervormde predikant benoemd aan de Mariakerk. Alle geestelijke goederen werden geconfisqueerd en aangewend tot onderhoud van predikanten, hun weduwen, kosters en hoofden van scholen. De kerk was dus een Gereformeerd bedehuis geworden. De altaren en al wat behoorde tot de Roomse eredienst werd uit de kerk verwijderd. Althans wat er nog van restte. Want bekend is ook dat in 1590 de kerk is geplunderd op Palmzondag.

Schuil- en schuurkerken

Tijdens het verbod op het katholieke openbare leven was het voor Didammers nog wel mogelijk om de band met de oude kerk te behouden. Ze konden namelijk nog uitwijken naar Zevenaar, Wehl of Elten, waar alles bij het oude bleef. Ook kon men in het geheim in de schuil- of schuurkerken vieren. De schuurkerk in de Didam veroorzaakte nog een diplomatieke rel. In 1698 werd een kerkschuur gebouwd aan de Weemstraat (de huidige Hoofdstraat), maar die moest al in 1699 weer worden afgebroken. Geleidelijk aan werden de katholieken in de uitoefening van hun godsdienst niet meer gehinderd.

Binnenkerk

Op een korte periode tijdens de 80-jarige oorlog na, was de Mariakerk dus bezit van de Hervormde gemeente. Die Hervormde gemeenschap was niet erg groot, en gebruikte slechts een klein deel van de kerk. In de kerk was met houten schotten een binnenkerk gebouwd. In 1827 werden de zandstenen ramen van het middenschip vervangen door gietijzeren ramen, of helemaal dichtgemetseld. In 1851 werd een neogotisch gewelf in het middenschip aangebracht. De Hervormde gemeente bleek ook niet in staat de kerk en toren te onderhouden. In 1839 deed de Hervormde gemeente een verzoek aan het gemeentebestuur om de torenspits te herstellen. Maar het gemeentebestuur wilde de toren helemaal afbreken, waarop de Hervormde gemeente besloot tot het afbreken van de hoge torenspits in 1846 en die te vervangen voor een kleiner dak.

Opdracht

In november 1946 werd A.F.A. Janssen als nieuwe pastoor van de Martinusparochie geïnstalleerd. In de toespraak van notaris Van Romond hoorde hij dat onder andere van hem werd verwacht dat hij het plan zou opnemen voor het bouwen van een nieuwe kerk, die een soort kathedraal voor de Liemers zou zijn. Zijn voorganger, deken Reuvekamp, had meegewerkt aan de bouw van de kerken te Loil en NieuwDijk.

In de verkoop

De parochie van St. Martinus was zo groot geworden en zo uitgestrekt, dat een tweede kerk noodzakelijk was. Op zondag moesten 5 missen worden gelezen, waaronder een kindermis.

Op 28 april 1950 kwam via het Aartsbisdom Utrecht door dat de Mariakerk te koop was. De Hervormde Gemeente wilde de kerk verkopen aan het gemeentebestuur van Didam. De bedoeling was de kerk af te breken en de toren na restauratie aan de gemeente over te dragen als monument. Omstreeks 1950 heeft de gemeente Didam de Hervormde Gemeente Didam het advies gegeven de kerk aan de katholieke gemeenschap te verkopen. Na ernstig beraad besloot het kerkbestuur van de Martinuskerk de kerk met toren te kopen. Het zwaarste punt van overweging was de gedachte ‘hoe moet dit allemaal betaald worden?’, ook al was vergoeding in de restauratiekosten toegezegd door de Monumentenzorg. In een zaaltje van een restaurant in Arnhem werd door beide besturen vergaderd. Uiteindelijk werd een voorlopig koopcontract samengesteld, waarin werd bepaald dat de kerk voor f 222.500,- zou worden verkocht. Dit contract werd in 1953 door kardinaal Alfrink goedgekeurd.

Restauratie

Na de overdracht van de kerk kon worden begonnen met de restauratie, die duren zou van 1956 tot 1960, om de kerk in oude staat te herstellen. De kerk was op het moment van overdracht omgeven door hoge bomen en andere gebouwen. Het dak van de kerk was grotendeels bedekt met golfplaten. In de eigenlijke kerk was een soort houten binnenkerk gebouwd, waardoor het priesterkoor werd afgesloten, en het orgel was niet meer bruikbaar. Toegang tot de kerk was er niet, alleen langs een smal pad was het mogelijk de kerk te bereiken. Door een zijdeur kwam je via een portaal in de eigenlijke kerk.

In 1956 werd de begroting voor de kerk goedgekeurd en kon met de echte restauratie worden begonnen. Het dak werd vernieuwd en de binnenkerk werd afgebroken. Een afzonderlijk voorwerp van de restauratie was de afbraak van de oude consistoriekamer (de vergaderkamer van de kerkenraad) en de daarmee samenhangende bouw van de sacristie.

Muurschildering

Bij de restauratie bleek dat er wel aanzetten waren van gewelf in het binnengedeelte van de kerk. Er was wel een stenen gewelf boven het tegenwoordige priesterkoor en de zijkant van het huidige Maria-altaar. Op advies van de monumentencommissie werd de gehele kerk voorzien van een stenen gewelf. Ook werden de oude ramen er uitgebroken en vervangen door nieuwe. Datzelfde geldt ook voor de 2 blinde ramen in het priesterkoor. Het restant van een muurschildering boven de hulpsacristie werd gerestaureerd. De schildering van het gewelf werd verzorgd door kunstschilder Theo Elfrink uit Babberich, die tevens de bestaande schildering van het priesterkoorgewelf restaureerde. En er werd een nieuw orgel geplaatst, gebouwd door de firma Elbertsen.

Klokken

Ook de toren van tufsteen, die door oorlogsgeweld veel had geleden, werd hersteld. De toren verkeerde in een abominabele toestand. Vanuit de toren was er geen toegang tot de kerk en het koor. Ook was er geen gewelf in de toren. Wel had de toren een luidklok en was er een uurwerk aanwezig, dat uurwerk was niet meer te gebruiken. Het ingemetselde raam boven de buiteningang van de toren werd ook vernieuwd, net als de toegangsdeuren. Verder werd er een nieuwe ingang gemaakt van de toren naar de kerk en een trap geplaatst als ingang naar het koor. De spits van de toren, die al in 1846 was afgebroken, is niet hersteld. Een nieuw uurwerk werd betaald door de gemeente Didam en klokken konden worden aangeschaft uit een afzonderlijk klokkenfonds. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de klok uit 1777 in 1943 gevorderd en omgesmolten. In 1961 werden 2 nieuwe klokken in de toren aangebracht: de Maria klok en de Andreas klok. In 1993, 50 jaar na het weghalen van de oude klok, werd er nóg een klok bijgeplaatst: de Vredesklok. Dit was de eigenlijke voltooiing van de restauratie.

Pastorie

Een deel van de restauratiekosten en de inrichting van het kerkgebouw kwam voor rekening van het kerkbestuur. Buiten de subsidieregeling vielen ook de bouw van een pastorie en een nieuwe sacristie. De grond met bestaande woning voor de bouw van de nieuwe pastorie, werd geschonken door de Albertusstichting. De woning was oorspronkelijk bewoond door de burgemeester en daarna door de fraters van Utrecht.

1961

Op 11 juni 1961 kon de kerk worden geconsacreerd door kardinaal Alfrink. Pastoor A.F.A. Janssen, pastoor van de Martinusparochie, werd benoemd tot eerste pastoor van de nieuwe parochie. Als eerste kapelaan werd benoemd de weleerwaarde heer Asma, kapelaan van de Martinusparochie.

Twee parochies gaan samen

Naast de Mariaparochie in Didam, bestond sinds 1837 ook de Martinusparochie. Die parochie startte in de Waterstaatskerk en zetelde vanaf 1977 in de Martinuskerk aan de Deken Reuvekamplaan.

In 2005 gingen de Martinus en de Mariaparochie samen onder de naam Martinus-Mariaparochie, en werd de Martinuskerk gesloten en gesloopt. Dit was de aanleiding voor een nieuwe restauratie. Het interieur van de Mariakerk werd gerenoveerd en aangepast aan deze tijd. De banken en donkere vloer werden vervangen door stoelen en een zandkleurige vloer, waardoor de kerk een zachtere uitstraling kreeg, die meer licht uitstraalde. De muren kregen een opknapbeurt en werden met behulp van oude technieken en verfsoorten weer in oude luister hersteld. Verder hebben waardevolle voorwerpen en beelden uit de gesloopte Martinuskerk weer een plek gekregen. Hiermee is de kerk na de renovatie een moderne kerk in een oud jasje geworden.

Bronvermelding:
Kerkenboek Didam
Oudheidkundige Vereniging Didam

Mogelijk ook interessant voor u:
Lieve Vrouweplein 13
6942 BP Didam
do 28

28 september - 09:00
do 05

5 oktober - 09:00
vr 06

Heilig uur

6 oktober - 18:30
do 12

12 oktober - 09:00
Bekijk alle vieringen op deze locatie

Kerkberichten

In deze periode is pastorale nabijheid van groot belang. Hierover berichten wij via de kerkberichten in de lokale weekbladen, deze…

Lees verder »

Kerk op schoot

Uitnodiging Kerk op schoot Hallo, Kom je zondag 1 oktober ook naar de ‘Kerk op schoot’ viering in de Protestantse kerk in Zeddam? We beginnen

Lees verder »
Parochie H. Gabriël